Kinderen maken in hun ontwikkeling grote sprongen. Een belangrijk idee over hoe kinderen denken en leren, komt van Jean Piaget, een beroemde psycholoog. Hij verdeelde de ontwikkeling van kinderen in vier stadia. Tussen hun 6e en 11e levensjaar zitten kinderen in de concreet operationele fase. Maar wat houdt dit precies in? En hoe kun je hier als leraar of professional rekening mee houden?

Wat is de concreet operationele fase?

De concreet operationele fase is de derde fase in Piaget’s theorie. In deze periode leren kinderen beter logisch nadenken. Ze kunnen dingen beter begrijpen en problemen oplossen, maar alleen als ze iets concreets voor zich hebben. Abstracte ideeën, zoals vrijheid of vriendschap, zijn voor hen vaak nog te moeilijk.

Een voorbeeld: een kind van 7 jaar kan makkelijk begrijpen dat 8 koekjes meer zijn dan 5. Maar uitleggen wat “eerlijkheid” precies betekent, vinden ze vaak nog lastig. Hun denken blijft dus gebonden aan dingen die ze kunnen zien of aanraken.

Kenmerken van deze fase

Tijdens de concreet operationele fase veranderen er een aantal belangrijke dingen in het denken van kinderen. Hieronder lees je meer over drie kenmerken die veel voorkomen.

Logisch nadenken over concrete dingen

Kinderen leren logisch nadenken, maar dit werkt alleen als het over iets gaat dat ze kennen of kunnen zien. Stel dat je vraagt: “Wat is 10 min 4?” Dan kunnen ze dat vaak goed uitrekenen, zeker als ze bijvoorbeeld blokjes kunnen gebruiken om het te zien. Maar als je vraagt hoe tijd werkt of waarom 1 minuut soms lang kan voelen, wordt het ingewikkeld.

Begrip van hoeveelheden (conservatie)

Een ander belangrijk kenmerk is dat kinderen leren dat een hoeveelheid hetzelfde blijft, ook als de vorm verandert. Giet je water uit een lang, smal glas in een breed glas? Dan begrijpen kinderen vanaf ongeveer 6 jaar dat de hoeveelheid water niet verandert. Jongere kinderen denken vaak nog dat er ineens meer of minder water is, puur omdat het glas er anders uitziet.

Het ordenen van dingen

Kinderen leren dingen op volgorde zetten of te verdelen in groepen. Dit heet classificeren en seriëren. Ze kunnen bijvoorbeeld alle blauwe blokjes apart leggen en die daarna sorteren van groot naar klein. Ze begrijpen ook beter dat één ding bij meerdere groepen kan horen, zoals dat een hond zowel een huisdier als een dier is.

Hoe denken kinderen anders dan voorheen?

Het verschil met jongere kinderen is groot. In de vorige fase, de preoperationele fase, zijn kinderen nog vooral egocentrisch. Dat betekent dat ze het lastig vinden om zich in anderen in te leven. In de concreet operationele fase verandert dat. Kinderen begrijpen steeds beter dat anderen een andere mening kunnen hebben. Dit helpt ze om beter samen te werken en conflicten op te lossen.

Kinderen vinden in deze fase ook regels belangrijk. Ze willen weten hoe dingen werken en waarom iets zo is. Dit zie je terug bij bordspellen of sport. Ze willen dat iedereen zich aan de regels houdt en kunnen er veel waarde aan hechten dat alles “eerlijk” gaat.

Hoe herken je deze fase in de praktijk?

Kinderen tussen de 6 en 11 jaar laten gedrag zien dat typisch is voor de concreet operationele fase. Als leraar of begeleider kun je dat bijvoorbeeld merken doordat:

  • Ze vragen stellen als: “Waarom is dit zo?” of “Hoe werkt dat precies?”
  • Ze beter worden in samenwerken, omdat ze snappen dat anderen ook iets anders kunnen denken of voelen.
  • Ze problemen logisch kunnen aanpakken, bijvoorbeeld door een plan te maken in stappen.
  • Ze bordspellen of groepsactiviteiten leuk vinden, vooral als iedereen zich aan de regels houdt.

Wat betekent dit voor jou als professional?

Als je met kinderen werkt, kun je je aanpak aanpassen aan hun ontwikkeling. Hieronder staan enkele tips om kinderen in deze fase te ondersteunen:

Gebruik concrete voorbeelden

Maak lesstof tastbaar. Gebruik blokken, kaarten, tekeningen of andere materialen. Laat kinderen zien hoe iets werkt in plaats van het alleen uit te leggen.

Stimuleer logisch nadenken

Geef kinderen activiteiten waarin ze moeten nadenken. Denk aan eenvoudige puzzels, rekenopdrachten of experimenten. Laat ze ontdekken en nadenken over hoe dingen in elkaar zitten.

Werk met duidelijke regels

Kinderen houden van structuur en regels. Zorg dat je duidelijk bent over afspraken. Dit geeft hen houvast en motiveert ze om zich in te zetten.